17931 |
rondslenteren, ronddolen |
ronddolen:
ronddolen (L355p Peer),
rondlopen:
rond-loepe (L355p Peer),
rondloepen (L355p Peer),
rondlummelen:
B.v. `t zijn gekken die zonder doel rondlummelen.
zonder doel} rondlummelen (L355p Peer),
rondsleuren:
rondsleren (L355p Peer)
|
ronddolen [ZND 42 (1943)] || Zonder doel rondlopen (zwabberen, zwadderen, (s)lummelen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
rondtrekken:
rondtrekken (L355p Peer)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34597 |
rongblokken |
romblokken:
romblęk (L355p Peer),
(enkelv)
romblǫk (L355p Peer),
schemels:
sxēmǝls (L355p Peer)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
leerstekken:
līrstɛkǝ (L355p Peer),
rongstekken:
roŋstɛkǝr (L355p Peer)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
donkerrode:
dǫŋkǝrrōi̯ (L355p Peer)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
vale:
vāl (L355p Peer)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
24237 |
roodborstje |
wijnstampertje:
wijnstemperke (L355p Peer)
|
roodborst
III-4-1
|
18043 |
roodvonk |
roodvonk:
roewetvonk (L355p Peer)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodvonk, roodjong, St.Antonis / St.Teunis-vuur, plan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
korst(je):
korst (L355p Peer),
roof(je):
reefke (L355p Peer),
roof (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer,
L355p Peer),
rōf (L355p Peer)
|
een korst (roof) op een wonde [ZND 01u (1924)] || een roofje (korst) [ZND 45 (1946)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
24239 |
roofvogel, algemeen |
arend:
arend (L355p Peer)
|
arend [Willems (1885)]
III-4-1
|