e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rondslenteren, ronddolen ronddolen: ronddolen (Peer), rondlopen: rond-loepe (Peer), rondloepen (Peer), rondlummelen: B.v. `t zijn gekken die zonder doel rondlummelen.  zonder doel} rondlummelen (Peer), rondsleuren: rondsleren (Peer) ronddolen [ZND 42 (1943)] || Zonder doel rondlopen (zwabberen, zwadderen, (s)lummelen). [N 109 (2001)] III-1-2
rondtrekken van de processie rondtrekken: rondtrekken (Peer) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3
rongblokken romblokken: romblęk (Peer), (enkelv)  romblǫk (Peer), schemels: sxēmǝls (Peer) Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.] I-13
rongen leerstekken: līrstɛkǝ (Peer), rongstekken: roŋstɛkǝr (Peer) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
roodbonte koe van het donkerrode type donkerrode: dǫŋkǝrrōi̯ (Peer) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type vale: vāl (Peer) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11
roodborstje wijnstampertje: wijnstemperke (Peer) roodborst III-4-1
roodvonk roodvonk: roewetvonk (Peer) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodvonk, roodjong, St.Antonis / St.Teunis-vuur, plan). [N 107 (2001)] III-1-2
roof(je) (korst op een wonde) korst(je): korst (Peer), roof(je): reefke (Peer), roof (Peer, ... ), rōf (Peer) een korst (roof) op een wonde [ZND 01u (1924)] || een roofje (korst) [ZND 45 (1946)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)] III-1-2
roofvogel, algemeen arend: arend (Peer) arend [Willems (1885)] III-4-1