33747 |
ros |
ros:
rǫs (L355p Peer)
|
Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16]
I-9
|
33924 |
roskam |
roskam:
rǫskamp (L355p Peer)
|
IJzeren kam met 4 à 8 fijngetande en op regelmatige afstand van elkaar op de vlakke onderzijde geplaatste kamboorden om paarden - ook koeien- te kammen of te rossen, voornamelijk om het stof, plukjes, strootjes e.d. uit het paardehaar te kammen. Vooraan is een afzonderlijke naar boven wijdgetande kamboord. Over alle vlezige delen, te beginnen met het kruis, wordt tegen de haren in gekamd; beenachtige gedeelten worden niet geroskamd. Is het paard fijn van haar of glad gestreken, dan heeft de roskam geen zin. Daarna dient het paard geborsteld te worden met de roskam in de ene en de borstel in de andere hand. Zie afbeelding 24. [N 18, 139]
I-9
|
26669 |
roskot |
molenhuis:
mēlǝhǭws (L355p Peer),
molenhuisje:
mēlǝhɛ̄jskǝ (L355p Peer)
|
Het gebouwtje waarin zich de rosmolen bevindt. [N D, 31]
II-3
|
26668 |
rosmolen |
mange (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings! (m.).
mənēzi* (L355p Peer),
manège (fr.):
mǝnē.zi (L355p Peer)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)]
I-4, I-7
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
den krijgt ge reaal uw bekomsten (veel)
reaal (L355p Peer),
mild
rejaal (L355p Peer),
mild - volop
rejaal (L355p Peer)
|
Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
papenkul:
pāpəkeͅllən (L355p Peer)
|
rozebottel [ZND 02 (1923)]
III-4-3
|
23721 |
rozenhoedje |
rozenhoedje:
roeezenhieke (L355p Peer)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
roeezekrans (L355p Peer)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkransgebed:
roeezekransgebed (L355p Peer)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roeezekransmoand (L355p Peer)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|