17767 |
rug |
rug:
reg (L355p Peer),
rex (L355p Peer)
|
rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
dikke kant:
dekǝ kant (L355p Peer),
rug:
rex (L355p Peer)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
dam:
dam (L355p Peer)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
17640 |
ruggengraat |
noster:
B.v. zoehwe mager, diejen rig is just ne noster.
noster (L355p Peer),
ruggengraat:
B.v. de riggegroaweth bestiehjet out wervels.
riggegroaweth (L355p Peer)
|
Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
B.v. de riggegroaweth bestiehjet out wervels.
wervel (L355p Peer)
|
Wervel van de ruggegraat (welver). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
net:
[net] (L355p Peer)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
reiken (L355p Peer, ...
L355p Peer),
rijeken (L355p Peer),
rijkən (L355p Peer),
naas= neus
reiken doede door oër naas (L355p Peer)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
maŋələn (L355p Peer),
willen w`ins mangelen (L355p Peer),
omtuisen:
wille we ens omthousen (L355p Peer),
ruilen:
wille we `ne (om)roule (L355p Peer),
tuisen:
[OVT]
touschde (L355p Peer),
Tousen gebruikt voor ruilen, gewoonlijk zegt men mangelen.
toūsən (L355p Peer)
|
Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuisschen. [Willems (1885)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
23451 |
ruimte onder de toren |
kerktorenhal:
kerktorenhal (L355p Peer)
|
De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33750 |
ruin |
ruin:
ręi̯n (L355p Peer)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|