e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rug rug: reg (Peer), rex (Peer) rug [ZND 06 (1924)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis dikke kant: dekǝ kant (Peer), rug: rex (Peer) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug, aangeaard stuk dam: dam (Peer) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruggengraat noster: B.v. zoehwe mager, diejen rig is just ne noster.  noster (Peer), ruggengraat: B.v. de riggegroaweth bestiehjet out wervels.  riggegroaweth (Peer) Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)] III-1-1
ruggenwervel wervel: B.v. de riggegroaweth bestiehjet out wervels.  wervel (Peer) Wervel van de ruggegraat (welver). [N 109 (2001)] III-1-1
rugnet net: [net] (Peer) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
ruiken ruiken: reiken (Peer, ... ), rijeken (Peer), rijkən (Peer), naas= neus  reiken doede door oër naas (Peer) rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] III-1-1
ruilen (als spel) mangelen: maŋələn (Peer), willen w`ins mangelen (Peer), omtuisen: wille we ens omthousen (Peer), ruilen: wille we `ne (om)roule (Peer), tuisen: [OVT]  touschde (Peer), Tousen gebruikt voor ruilen, gewoonlijk zegt men mangelen.  toūsən (Peer) Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuisschen. [Willems (1885)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruimte onder de toren kerktorenhal: kerktorenhal (Peer) De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)] III-3-3
ruin ruin: ręi̯n (Peer) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9