e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenvet schaapsvet: Syst. Frings  sxø͂ͅpsveͅt (Peer) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxő̄pskī (Peer), schaapsstal: sxaps[stal] (Peer), sxő̄ps[stal] (Peer) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharrelen dabben: dabǝn (Peer), scharren: sxārǝ (Peer), schrabben: sxrabǝn (Peer) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe vazel: vā.zǝl (Peer) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): schēͅəl (Peer) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheel zien scheel kijken: alle ze leehve is er mee gelachen en ze konnen er zelf niks aan doen  scheejel kieken is triestig (Peer) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheen scheen: schēn (Peer) De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheepje voor de wierook wierookscheepje: wierookscheepke (Peer) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheerapparaat zich scheren met de elektriek (ww.): zich scheren met den elektriek (Peer) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] III-1-3
scheermes schaars: schārs (Peer), scheermes: scheermes (Peer), schēͅrmeͅs (Peer), šxärmeͅs (Peer) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || Scheermes [ZND 06 (1924)] III-1-3