20696 |
schapenvet |
schaapsvet:
Syst. Frings
sxø͂ͅpsveͅt (L355p Peer)
|
Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33402 |
schapestal, schaapskooi |
schaapskooi:
sxő̄pskī (L355p Peer),
schaapsstal:
sxaps[stal] (L355p Peer),
sxő̄ps[stal] (L355p Peer)
|
De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.]
I-6
|
34494 |
scharrelen |
dabben:
dabǝn (L355p Peer),
scharren:
sxārǝ (L355p Peer),
schrabben:
sxrabǝn (L355p Peer)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
34115 |
schede van de koe |
vazel:
vā.zǝl (L355p Peer)
|
Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.]
I-11
|
17730 |
scheel |
scheel (bn.):
schēͅəl (L355p Peer)
|
Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
17729 |
scheel zien |
scheel kijken:
alle ze leehve is er mee gelachen en ze konnen er zelf niks aan doen
scheejel kieken is triestig (L355p Peer)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
17774 |
scheen |
scheen:
schēn (L355p Peer)
|
De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
wierookscheepje:
wierookscheepke (L355p Peer)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18727 |
scheerapparaat |
zich scheren met de elektriek (ww.):
zich scheren met den elektriek (L355p Peer)
|
Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
schārs (L355p Peer),
scheermes:
scheermes (L355p Peer),
schēͅrmeͅs (L355p Peer),
šxärmeͅs (L355p Peer)
|
Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || Scheermes [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|