17762 |
snijtand |
snijtand:
snījtān (L355p Peer)
|
snijtanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18134 |
snijwonde |
snap:
snap ennə veŋər (L355p Peer),
snee:
snē ennə veŋər (L355p Peer),
snijwonde:
snijwond (L355p Peer)
|
snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snoͅpən (L355p Peer)
|
snoepen [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
17753 |
snor |
moustache (fr.):
mūstâs (L355p Peer)
|
Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
34510 |
snot |
snot:
snot (L355p Peer)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
snotneus:
wa ən snotnēs (L355p Peer),
snotter:
wa ən snoͅtər (L355p Peer)
|
Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)]
III-1-4
|
18025 |
snottebel |
snotterbel:
B.v. snoterbellen hadde veel as ge verkaat zijt.
snoterbellen (L355p Peer)
|
Snottebel (snotkoek, koetneus). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18027 |
snotteren |
snotteren:
B.v. snotteren dah doede ad ge verkaad zijt,maaldokken vol.
snotteren (L355p Peer)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17590 |
snuit |
snuit:
lang snout (L355p Peer, ...
L355p Peer),
snø̜̄t (L355p Peer),
snǫu̯t (L355p Peer),
snǭu̯t (L355p Peer),
wroet:
vrøt (L355p Peer)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]een lange neus [ZND 39 (1942)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9, III-1-1
|
20664 |
soep |
sop:
Syst. Frings
soͅp (L355p Peer)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|