34165 |
verlopen |
verschieten:
(de koe is) ˲fǝrsxōtǝ (L355p Peer)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
25098 |
vernielen |
kapot doen:
kapot dūən (L355p Peer),
vernielen:
ps. omgespeld volgens Frings.
veͅrnilən (L355p Peer)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
23374 |
verpachte banken |
betaalde banken:
betaalde benk (L355p Peer),
betaalde stoelen:
betaalde stiel (L355p Peer)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
geboden feestdag:
gebode fiejestdaag (L355p Peer)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
vərschōͅələn (L355p Peer)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
boederen:
boederen (L355p Peer),
knokkelschieten:
knēkəl sxītə (L355p Peer)
|
Knikker: welke spelen doet men er mee? Beschrijf kort. [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verse:
vǫrsǝ (L355p Peer)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
straatversiering (zn.):
stoatversiering (L355p Peer),
versieren:
versieren (L355p Peer)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Versieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleten (L355p Peer, ...
L355p Peer),
verslētən (L355p Peer)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
B.v. De wijsheidstand kempt bij veel minsen te laat door.
wijsheidstand (L355p Peer)
|
Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|