17937 |
vlug lopen |
koersen:
B.v. z`n ehge verbij loewehpen, zo koersen ze ever de weehg.
koersen (L355p Peer),
zijn eigen voorbijlopen:
B.v. z`n ehge verbij loewehpen, zo koersen ze ever de weehg.
z`n ehge verbij loewehpen (L355p Peer)
|
Snel lopen (rennen, koersen, vegen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18217 |
vod |
vod:
vod (L355p Peer),
vot (L355p Peer)
|
Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
voddenkramer:
verzamelaar van vodden
voddekrèmer (L355p Peer)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33229 |
voederbieten |
karoten:
kǝrūǝtǝ (L355p Peer),
kroten:
krūtǝ (L355p Peer),
voederbieten:
voi̯ǝrbīǝtǝn (L355p Peer)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
20483 |
voedsel |
eten:
eten (L355p Peer),
ēͅten (L355p Peer),
ète (L355p Peer),
èten (L355p Peer)
|
dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || eten (znw.) [ZND 44 (1946)]
III-2-3
|
26107 |
voeghouten |
kapbalken:
kapbalken (L355p Peer)
|
De twee evenwijdige, zware balken in de kap van de molen die de verbinding vormen tussen voor- en achterkeuveleinde. Zie ook afb. 26. In de molens in l 211, 216, 245, 246a, 289, 292a, 319 en 369 waren het voeghout, in l 374 de voegbalk, in l 355 de kapbalk, en in l 163 de voegburrie het bevestigingspunt van het vanghoofd. [N O, 50m; A 42A, 83; N O, 12k; monogr.]
II-3
|
34280 |
voer |
voeder:
fui̯ǝr (L355p Peer)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vōjǝreŋ (L355p Peer),
vūreŋ (L355p Peer)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
voerman:
vūǝrma.n (L355p Peer)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
34288 |
voerschep |
douchelepel:
duslēpǝl (L355p Peer)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|