33093 |
waterring van de mijt |
aanzet van de kop:
aanzet van de kop (L355p Peer),
waterlaag:
wā.tǝrlő̜̄x (L355p Peer)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
18123 |
waterzucht |
waterzucht:
waterzucht (L355p Peer)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
breken:
ps. omgespeld volgens Frings.
də koͅp breͅkə (L355p Peer)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
gut gøͅn (L355p Peer),
wat opbrengen:
ps. omgespeld volgens Frings.
wa oͅpbreͅŋə (L355p Peer)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten zitten:
ps. omgespeld volgens Frings.
løͅtə zetə (L355p Peer)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21680 |
wbd: kwaadgeld |
<hoeveel boven de prijs>:
ps. omgespeld volgens Frings.
huvēl bovə də prēͅi̯s (L355p Peer),
huvəl bovə də prēͅi̯s (L355p Peer)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
naar parijs willen gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
døͅveͅr wøl ex weͅl nøͅ Pərēͅi̯s gøͅn (L355p Peer)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
ĕn weddinh (L355p Peer),
weddingschap:
wɛdiŋsjap (L355p Peer)
|
weddenschap [RND] || Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (L355p Peer)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
weevenéér (L355p Peer)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|