24510 |
wilgenkatje |
poesje:
pieskes (L355p Peer),
poeskes (L355p Peer)
|
katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
Mar.;: dit ww. komt niet voor in WBD 1.4; in deze lijst komt het gehele werkwoord ook niet voor! Niet gebruiken?
ech wel, gɛ̄ weld, hɛ̄ weld (L355p Peer)
|
ik wil, gij wil, hij wil ik wou, gij woudt, hij wou wil hij nu? wou hij gisteren? wou hij het maar doen! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
wimpel:
wimpels (L355p Peer),
wimper:
wimpers (L355p Peer)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
ps. omgespeld volgens Frings.
weͅnt (L355p Peer, ...
L355p Peer)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-4-4
|
26176 |
windborden |
stormplanken:
stǫrǝmplaŋkǝ (L355p Peer)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
trekkerig:
trekkerig
treͅkərex (L355p Peer)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
houwmouwtje:
houmouke
houmoukə (L355p Peer)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26064 |
windluiken, waterdeuren |
waterdeuren:
waterdeuren (L355p Peer),
winddeuren:
winddeuren (L355p Peer)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
went[molen] (L355p Peer)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
26021 |
windpeluw |
windpulf:
wentpølǝf (L355p Peer)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|