17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw houwen:
bunt ɛn blā gəhòut (L355p Peer),
paars en blauw slaan:
peers en bleu geslagen (L355p Peer)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
rode:
rōi̯ (L355p Peer)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwartkǫp (L355p Peer)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (L355p Peer)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
22552 |
boog |
boog:
bo.ch (L355p Peer),
boog (L355p Peer, ...
L355p Peer,
L355p Peer,
L355p Peer),
ene boohch (L355p Peer)
|
boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
boogert (L355p Peer),
bōgərt (L355p Peer),
fruitbogaard:
freitbogerd (L355p Peer),
freͅi̯t˂bōgərt (L355p Peer),
fruitwei:
freitwè (L355p Peer),
freͅi̯t[wei} (L355p Peer)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24511 |
boomstronk |
post:
poͅst (L355p Peer)
|
boomstronk [ZND 07 (1924)]
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
uts:
ets (L355p Peer)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bű̄ǝ.nǝn (L355p Peer),
boon:
bű̄ǝn (L355p Peer)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|