34580 |
zijladder |
leer:
līǝr (L355p Peer),
leren:
līrǝ (L355p Peer)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
leren:
līrǝ (L355p Peer)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
23804 |
zijn pasen doen |
paascommunie doen:
poascemminie doen (L355p Peer)
|
De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23360 |
zijpad |
zijgang:
zijgeng (L355p Peer)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27824 |
zijwand |
karplank:
kārpla.ŋk (L355p Peer),
karplanken:
kārplɛ.ŋk (L355p Peer),
planken (mv.):
plaŋkǝ (L355p Peer),
zijplanken:
zē̜i̯plaŋkǝ (L355p Peer)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
kruiwenplanken:
krǫu̯.wǝplɛ.ŋk (L355p Peer)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə fraŋ (L355p Peer),
frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə fraŋskə (L355p Peer)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21624 |
zilvergeld |
zilver:
ps. omgespeld volgens Frings.
zelvər (L355p Peer)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22771 |
zingen |
zingen:
zing (L355p Peer),
zinge (L355p Peer),
zinhen (L355p Peer),
zinke (L355p Peer)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23502 |
zingende mis |
gezongen mis:
gezoangen mes (L355p Peer),
gezongen mes (L355p Peer)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|