| 20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
Syst. Frings
botəram mɛt kɛ̄s (L355p Peer)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. Frings
botəram mɛt ˃veͅt (L355p Peer)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 34248 |
boterkuip |
boterteil:
bōtǝrtē̜l (L355p Peer)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
| 19551 |
boterlepel |
boterspaan:
bōtərspøͅn (L355p Peer)
|
lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19549 |
boterpot |
boterpot:
botərpoͅt (L355p Peer)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19517 |
botervlootje |
boterpot:
bōtərpoͅt (L355p Peer)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 32948 |
botteriken |
botteriken:
bǫtǝrekǝ (L355p Peer)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
| 33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (L355p Peer),
kouter:
kǫu̯tǝr (L355p Peer),
labeur:
labeur (L355p Peer),
land:
lant (L355p Peer),
veld:
fɛlt (L355p Peer),
vɛlt (L355p Peer)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 26306 |
bovenbonkelaar |
bonkelaar:
boŋkǝlę̄r (L355p Peer)
|
De bonkelaar aan de bovenzijde van de koning dat bij sommige Hollandse molens de wieg vervangt. [N O, 50g; Sch 39a; A 42A, 103; monogr.; A 42A, 11; A 42A, 11 add.]
II-3
|
| 17639 |
bovendeel van de rug |
bult:
B.v. ne bult hemmen is nie min.
bult (L355p Peer),
rug:
poakelt mig ins op oehre rig (L355p Peer)
|
Bovendeel van de rug (poekel, kraomenak, kriemer, rug?, nak?) [N 109 (2001)] || Op de rug zitten (poekelen, op de poekel/kraomejak zitten). [N 109 (2001)]
III-1-1
|