20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ən dreͅpkə dreͅnkən (L355p Peer),
een druppel drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dreͅppəl drenkən (L355p Peer),
’n dreppel drinken (L355p Peer),
naar het kindje gaan kijken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
naar ’t kinneke gaon kieken (L355p Peer)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənə bő̅ͅtəram smērə (L355p Peer)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
schinken (L355p Peer)
|
Schenken. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ai̯ (L355p Peer),
ē̜ (L355p Peer),
ę (L355p Peer),
ęi̯ (L355p Peer),
ɛ̄. (L355p Peer),
eitje:
ekǝ (L355p Peer),
ękǝ (L355p Peer),
ɛkǝ (L355p Peer)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schellen:
sxęlǝ (L355p Peer)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
tippen:
tepǝ (L355p Peer)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
34523 |
een haan snijden |
snijden:
snē̜i̯ǝ (L355p Peer)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hīrən (L355p Peer)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond maken:
’n rink op den grond maken (L355p Peer)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
kreistieeken maken (L355p Peer),
kreistieeken sloan (L355p Peer)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|