e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eiertikken eieren tikken: èhr tikken (Peer), eitje tikken: èkke tikken (Peer) Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] III-3-2
eigendom <omschr.> dat komt ons toe: dah kimt aas tou (Peer), dat is van ons: dah is van aas (Peer), eigendom: azen ègendom (Peer) Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eik eik: è-ek (Peer), ɛk (Peer), eikenboom: ēkeboem (Peer), -  è-kenboêm (Peer), père  èkeboem (Peer) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: iekel (Peer), ikələ (Peer), -  iekelen (Peer), iekels (Peer) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
einde, wiek roede: roj (Peer), vleugel: vleugel (Peer  [(soms)]  ), wiek: wik (Peer) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
ekster ekster: āēkster (Peer), eikster (Peer), ekster (Peer), äkster (Peer), hegekster: hègekster (Peer) ekster [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
eksteroog ekstersoog: eĕikstersoeĕg (Peer) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: lestik (Peer), ęlǝstik (Peer) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elders, ergens anders ergens anders: ergens anders (Peer), èrges anders (Peer), op een ander: op ⁄n ander (Peer) Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)] III-4-4
elektriciteit elektriek: elentriek (Peer), életriek (Peer) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1