e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Peer

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedrongen persoon knoestige mens: ne knoestige mins (Peer) Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)] III-1-1
gedrongen postuur gestuikt postuur: gestoukt postuur (Peer) Gedrongen, een gedrongen postuur hebben (gestuikt, knoest). [N 109 (2001)] III-1-1
geduld geduld: hēt toch wa gedeld (Peer), korte a klank  ha toch wa geduld (Peer), patintie: het toch wa patientie (Peer), hēt toch wa pasīeͅntī (Peer) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedurige aanbidding altijddurende aanbidding: altijd dierende aanbidding (Peer) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  een braaf jonk (Peer), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  braaf (Peer), gedwee: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  da⁄s e gedwie kind (Peer), e gedwē kend (Peer), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gedwēī (Peer), ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwie (Peer), gədwēͅ (Peer), gewillig: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  da⁄s e gewillig kind (Peer), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Peer) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors gele schrijver: gele schrijver (gew.uitspr.) (Peer) geelgors III-4-1
geelzucht geel verf: de gēͅel verf (Peer), gēͅəlve͂rəf (Peer), gèèlverf (Peer) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] || geelzucht [ZND 01u (1924)] III-1-2
geen ... waard geen cent waard: giene cewnt wéerd (Peer) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geen rust hebben geen rust hebben: hè heet gieen rist (Peer), hè heet gin rist (Peer, ... ) hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)] III-1-4
geer geer: gīr (Peer) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7