34240 |
geronnen melk |
bijeengeschoten melk:
bīǝngǝsxōtǝ mɛlǝk (L355p Peer),
gemattelde melk:
gǝmatǝldǝ mɛlǝk (L355p Peer),
zure melk:
zur mɛlǝk (L355p Peer)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gárst (L355p Peer),
g˙ɛrst (L355p Peer)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerste:
t’ is gersten (L355p Peer),
gerstebier:
gerstebier (L355p Peer)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
een geschiedenis verèllen (L355p Peer),
iets:
iets vertellen (L355p Peer),
iets vərtəllə (L355p Peer),
vertelsel:
n vertelsel ke dōēn (L355p Peer)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
33111 |
geselblok |
slagblok:
slagblok (L355p Peer)
|
Doorgaans werd voor het grof dorsen een ladder of iets dergelijks gebruikt. Soms construeerde men speciaal voor het grof dorsen een apartstuk gereedschap. In dit lemma staan de enkele benamingen daarvan bijeen. Bij de opgaven haspel en schoofreek werd door de zegsman een tekening toegevoegd, die hier wordt overgenomen (afbeelding 9, a en b). Bij zijn tekening noteert de zegsman van L 330 nog: "Een haspel is een houten rol, van een boomstam gemaakt, die draaide rond een as waarvan de uiteinden in een opvouwbare houten schraag waren gestoken. In de rol waren spijkers zonder kop geslagen die 3 à 4 cm uitstaken. Als met een ''schob graan'' hierop geslagen werd, begon de rol te draaien en werden zowel graankorrels als kortstro verwijderd. Men hield dan een ''sjauf sjtreu'' over: lang en glad stro dat men gebruikte voor het maken van dakpanpoppen." [N 14, 15c; JG 1d]
I-4
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
aankomende vaars:
ānkōmǝndǝ vɛ̄rs (L355p Peer)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
gesloten kapel:
gesloten kapel (L355p Peer)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
barg:
barx (L355p Peer),
berg:
bęrx (L355p Peer),
bęrǝx (L355p Peer),
bɛrx (L355p Peer),
bɛ̄.rǝx (L355p Peer)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gasp (L355p Peer)
|
gesp [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
18274 |
gesteven hemd |
gestijfseld hemd:
ən gəstijfsəlt hēm (L355p Peer)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|