28529 |
zwermlustig |
zwermlustig:
zwɛrmløstǝx (L381b Peij)
|
Zwermlustig, gezegd van een volk dat graag en veel zwermt. [N 63, 39b]
II-6
|
28527 |
zwermrijp |
zwermrijp:
zwɛrmrīp (L381b Peij)
|
Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b]
II-6
|
28530 |
zwermtraag |
zwermtraag:
zwɛrmtrǭx (L381b Peij)
|
Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c]
II-6
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwaars (L381b Peij)
|
zwoerd (van spek) [N 07 (1961)]
III-2-3
|