22321 |
baantje glijden op het ijs |
slidderen:
sliddere (L381b Pey),
sliddərə (L381b Pey)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
baard (L381b Pey),
bárd (L381b Pey)
|
baard [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20551 |
babbelaar |
babbelaar:
babbelîêr (L381b Pey),
spekje:
spekskə (L381b Pey)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20278 |
baby, zuigeling |
kleine, een -:
klein (L381b Pey)
|
pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)]
III-2-2
|
20585 |
bakken |
bakken:
bakkə (L381b Pey),
braden:
braoje (L381b Pey)
|
bakken [DC 37 (1964)] || bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18848 |
bangerik |
schouwerik:
schoewerik (L381b Pey)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
21467 |
bedelaarstehuis |
logement:
logement (L381b Pey)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bədrēgə (L381b Pey)
|
bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
bof:
bòf (L381b Pey),
bóf (L381b Pey),
hap:
hap (L381b Pey),
hàp (L381b Pey, ...
L381b Pey),
partij:
partīē (L381b Pey)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
koffietafel (L381b Pey)
|
Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|