| 17753 |
snor |
snor:
sjnor (L381b Pey),
snŏr (L381b Pey)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 18026 |
snotneus |
snotterkop:
snotterkop (L381b Pey),
snotternaas:
snótternaas (L381b Pey)
|
snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
| 20567 |
snuifje |
snuif:
snoef (L381b Pey),
snōēf (L381b Pey),
snuifje:
snūūfke (L381b Pey)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 17590 |
snuit |
snoets:
snōēts (L381b Pey)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 19736 |
soda |
soda:
soͅu̯da (L381b Pey),
zoͅu̯dā (L381b Pey),
waspoeder:
waspui̯ər (L381b Pey)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppəvleis (L381b Pey),
soepvlees:
söpvleis (L381b Pey)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18196 |
sok |
sok:
ich loup altīd ŏp mīn zökkə ĕs ĭch toes bön. Min vrŏw strĭktj er ēdər kìĕr nū veut ān (L381b Pey),
zök (L381b Pey, ...
L381b Pey,
L381b Pey,
L381b Pey)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
| 18408 |
soorten schorten |
fantasiescholk:
fantāsīsjölk (L381b Pey)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
| 24618 |
spar |
green:
gréén (L381b Pey)
|
De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 24993 |
spatten |
spetteren:
spetteren (L381b Pey)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|