17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raake (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krèpkes (L381b Pey),
krappen:
krabbe (L381b Pey),
krappe (L381b Pey)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24296 |
kadaver |
kadaver:
kedaver (L381b Pey)
|
Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18725 |
kam |
kam:
wi ich ⁄t woĕl kömme brōk mīnə kamp (L381b Pey)
|
Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
wi ich ⁄t woĕl kömme brōk mīnə kamp (L381b Pey)
|
Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
21173 |
kanaal |
vaart:
vaart (L381b Pey)
|
vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
zuipje:
zoepə (L381b Pey)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L381b Pey)
|
kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
33517 |
kapucijner |
kapucijners:
kappeseiners (L381b Pey)
|
De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)]
I-7
|
20784 |
karbonade |
varkenskotelet:
vĕrkəs-kŏrtəlèt (L381b Pey)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|