25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
naate snie (L381b Pey),
nááte snééu (L381b Pey)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L381b Pey),
smal:
smaal (L381b Pey)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L381b Pey, ...
L381b Pey),
nāvəl (L381b Pey)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
naef (L381b Pey),
nèèf (L381b Pey),
neen
naef (L381b Pey),
naif (L381b Pey),
nèf (L381b Pey)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17629 |
nek |
nek:
nak (L381b Pey, ...
L381b Pey)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24717 |
nerf van een blad |
nerven:
nérve (L381b Pey)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
nest (L381b Pey)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bouwen:
boewe (L381b Pey),
nestelen:
nestele (L381b Pey)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
uitvliegen:
oetvléége (L381b Pey)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17608 |
neus |
neus:
naas (L381b Pey),
nás (L381b Pey)
|
neus [DC 01 (1931)]
III-1-1
|