24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèrrəch (Q161p Piringen)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
26051 |
berrie |
ber(r)en:
bø̜rǝs (Q161p Piringen)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
mesjuut (Q161p Piringen)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
buuək (Q161p Piringen)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
te rijp:
te rijəp (Q161p Piringen)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
fou̯.xǝlǝ (Q161p Piringen)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
18839 |
bezadigd |
bezadigd:
ook materiaal znd 21, 18
bezoədigde (Q161p Piringen)
|
bezadigd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛ̄.sǝm (Q161p Piringen),
bezem:
bɛəsəm (Q161p Piringen, ...
Q161p Piringen),
bɛ̄səm (Q161p Piringen)
|
bezem [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stīl (Q161p Piringen)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
bezig zijn:
zin beiəzig met (Q161p Piringen)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|