e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Piringen

Overzicht

Gevonden: 1033

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezoeken bezoeken: bezuəken (Piringen) Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bibberen beven: beəven (Piringen), bibberen: bibberen (Piringen) beven, bibberen [ZND 21 (1936)] III-1-2
bidden beden: gieə moeət bieə (Piringen) Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechten (gaan) biechten (gaan): we gaan biechten (Piringen) We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bieden bieden: bieən (Piringen), bījə (Piringen) bieden [RND], [ZND 21 (1936)] III-3-1
bier bier: bīēr (Piringen) bier [RND] III-2-3
biestmelk biestmelk: bīsme.lǝk (Piringen) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon loof: lǭf (Piringen) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
biggen werpen baggelen: bɛgǝlǝ (Piringen) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
bij bien: bī.jn (Piringen) De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.] II-6