e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderen donderen: donderen (Posterholt), hommelen: hŏĕmmele (Posterholt), hòòmele (Posterholt) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderkruid donderkruid: donderkroet (Posterholt) donderkruid [DC 46 (1971)] III-4-3
donderslag flinke slag: flinke sjlaag (Posterholt) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk hommelkoppen: hòòmelköp (Posterholt) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: donder (Posterholt), hommel: de hòòmel (Posterholt), hòòmel (Posterholt) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)] III-4-4
donker bier bruin bier: brūn bēr (Posterholt) Bier dat gebrouwen is uit donkere mout. Volgens de invuller uit Q 99 had dit bier een alcoholpercentage van 3,5 procent. [N 35, 96; monogr.] II-2
donker worden, duisteren duister worden: duuster waere (Posterholt) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: do͂nkel (Posterholt), duister: duuster (Posterholt, ... ) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
donkere metten metten: de mette (Posterholt) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dons, nestveren dons: doons (Posterholt) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1