22680 |
draaiorgel |
orgel:
órgel (L387p Posterholt)
|
Draaiorgel.
III-3-2
|
30312 |
draairaam |
draairaam:
drɛjrām (L387p Posterholt)
|
Openslaand raam waarvan de scharnieren op de zijkant van het draaiend deel geplaatst worden zodat het om een verticale as draait. [N 55, 40a]
II-9
|
30356 |
draaiwervel |
wervel:
wervǝl (L387p Posterholt)
|
Handvat met houten pen, die door een gat in de stijl van de deur gestoken wordt. Aan de binnenzijde van de deur is op de pen een houten wervel bevestigd. Dit soort sluiting wordt doorgaans alleen bij kast- of bedsteedeuren aangetroffen. [N 54, 99; monogr.]
II-9
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
WLD
drach (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
dragende meer:
drāgǝndǝ mē̜r (L387p Posterholt)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (L387p Posterholt)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dik ijs:
diek ies (L387p Posterholt)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
draegers (L387p Posterholt)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hemeldrééger (L387p Posterholt)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandeldrager:
vaandeldrééger (L387p Posterholt)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|