22480 |
driekoningen |
driekoningen:
driekuunige (L387p Posterholt)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33662 |
dries |
dries:
drēi̯ǝs (L387p Posterholt),
drēs (L387p Posterholt)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
drievuldigheidszoondig (L387p Posterholt)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (L387p Posterholt),
woedend:
woedend (L387p Posterholt)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30458 |
drijfkram |
kram:
kramp (L387p Posterholt)
|
IJzeren kram die wordt gebruikt bij het aandrijven van vloerdelen. De kram wordt daartoe in de onderliggende balk vastgeslagen. De ruimte tussen de drijfkram en de vloerdelen wordt vervolgens opgevuld met houten blokken en een wig. Door de wig vast te slaan worden de vloerplanken tegen elkaar gedrukt. [N 54, 136a]
II-9
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
koekerel (L387p Posterholt),
konkerel:
konkerel (L387p Posterholt),
konkerelle (L387p Posterholt),
konkerĕl (L387p Posterholt)
|
drijftol [SGV (1914)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] || Tol: 2. zweeptol.
III-3-2
|
29122 |
drijfwiel |
rad:
rāt (L387p Posterholt)
|
Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6]
II-7
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzandj (L387p Posterholt)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20499 |
drinken |
lessen:
lesje (L387p Posterholt)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L387p Posterholt)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|