20565 |
dropwater |
kletswater:
kletswater (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
miezerig (L387p Posterholt),
nat (weer):
eine nate zoomer (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
naat (L387p Posterholt),
naet waer (L387p Posterholt),
regenachtig (weer):
raege-echtig (L387p Posterholt),
vochtig (weer):
vochtig waer (L387p Posterholt),
waterkoud (weer):
waterkoud (L387p Posterholt)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druipen:
hee droop van de rege (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
hee druupt van de rege (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
druppen:
dröppen (L387p Posterholt)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droevetros (L387p Posterholt)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
21817 |
druk praten |
druk kallen:
drèùk kalle (L387p Posterholt)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
duwen:
duuje (L387p Posterholt)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
omstand maken:
òòmsjtenj maake (L387p Posterholt)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
gedoens:
gedoons (L387p Posterholt),
omstand:
òòmsjtenj (L387p Posterholt)
|
een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
dröpel (L387p Posterholt),
einen dröpel (L387p Posterholt)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwaard:
dǫbǝl [gezwaard] (L387p Posterholt)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|