e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dulden uitstaan: oetsjtaon (Posterholt) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood sneetje: sjnitsje (Posterholt) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne wollen kous hoos: haose (Posterholt) kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous hoos: haose (Posterholt) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous hoos: haose (Posterholt) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durfal frechlap (<du.): vreglap (Posterholt) iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4
durven dorren: dorren (Posterholt) durven [SGV (1914)] III-1-4
dutje hazenslaapje: hazesjlèùpke (Posterholt) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] III-1-2
duur duur: duur (Posterholt) veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
duwen duwen: duujen (Posterholt), düjə (Posterholt) duwen [RND], [SGV (1914)] III-1-2