21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuus (L387p Posterholt)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (L387p Posterholt)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
dwarsbalken:
dwarš˱bɛlǝk (L387p Posterholt)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
23356 |
dwarsbeuk |
dwarsbeuk:
dwarsjbe[u}ke (L387p Posterholt)
|
Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31985 |
dwarsdoorsnede |
querschnitt:
kwē̜ršnet (L387p Posterholt)
|
Een getekende, dwarse doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205d]
II-12
|
19330 |
dwarsdrijven |
warsdrijven:
weersj drieve (L387p Posterholt)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsligger:
dwarsligger (L387p Posterholt),
warsdrijver:
weersj driever (L387p Posterholt)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30273 |
dwarsklampen |
klampen:
klampǝ (L387p Posterholt)
|
De horizontale planken in het geraamte van de deur met vergaring. [N 55, 23c]
II-9
|
18802 |
dwaze streek |
streek:
sjtreek (L387p Posterholt)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18904 |
dwaze, onbezonnen daad |
domheid:
dòòmheid (L387p Posterholt)
|
een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|