22433 |
ereboog |
boog:
baog (L387p Posterholt),
baog, mv. bèùg (L387p Posterholt),
ereboog:
eerebaog (L387p Posterholt),
erebaog (L387p Posterholt),
triomfboog:
trionfbaog (L387p Posterholt)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)] || Ereboog.
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
eerebaog (L387p Posterholt),
triomfboog:
trionfbaog (L387p Posterholt)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33610 |
erf |
mesten:
mēͅi̯stə (L387p Posterholt),
meͅstə (L387p Posterholt),
plaats:
plāts (L387p Posterholt)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L387p Posterholt)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (L387p Posterholt)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18837 |
ernstig |
ernstig:
erstig (L387p Posterholt)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (L387p Posterholt),
WLD = erwt
ert (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
erwt [N 92 (1982)] || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
ranken:
reng (L387p Posterholt)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
WLD
esj (L387p Posterholt),
vliegertjesboom:
-
vlegerkes-boum (L387p Posterholt)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || gewone esdoorn [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
30353 |
espagnolette |
espagnolette:
ɛspanjǝlɛt (L387p Posterholt)
|
Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.]
II-9
|