e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flambouw flambouw (<fr.): flambouwe (Posterholt) Een lantaarn met daarin een brandende kaars die tijdens de processie naast het Allerheiligste werd meegedragen, flambouw. [N 96C (1989)] III-3-3
flauw flauw: flauw (Posterholt) niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flauw valle (Posterholt, ... ) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje flens: flense (Posterholt), flensje: flensje (Posterholt) flensje [SGV (1914)] || flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets geel: geel (Posterholt), grauw: (grauw) (Posterholt) geepsch (kwipsch) [SGV (1914)] III-1-2
flikflooien flikflooien: flikfloajen (Posterholt) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
flink; flinke persoon helle, een -: helle (Posterholt) geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Posterholt, ... ) fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen uitkotsen: fluume oetkòòtse (Posterholt) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluitekruid emmertjes: WLD = engelwortel of fluitekruid  ummerkes (Posterholt, ... ) fluitekruid [N 92 (1982)] III-4-3