21316 |
gauwdief |
gauwdief:
gauwdeef (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
een dief die op behendige, listige wijze te werk gaat [gauwdief, schelm] [N 90 (1982)] || gauwdief [SGV (1914)]
III-3-1
|
20742 |
gebakje |
taartje:
taertsje (L387p Posterholt)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
aardappelen in de pan:
aerpele in der pan (L387p Posterholt),
schijven in de pan:
sjieve in de pan (L387p Posterholt)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23700 |
gebed |
gebed:
gebed (L387p Posterholt)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebae (L387p Posterholt)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23476 |
gebeier |
klokgelui:
klokgeloew (L387p Posterholt)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30204 |
gebint |
gebint(e):
gǝbentj (L387p Posterholt),
gebont(e):
gǝbǫntj (L387p Posterholt),
kap:
kap (L387p Posterholt)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbēt (L387p Posterholt),
gebit:
gaaf gebit (L387p Posterholt),
gebeet (L387p Posterholt)
|
Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9, III-1-1
|
30037 |
gebluste kalk |
geleste kalk:
gǝløštǝ kalǝk (L387p Posterholt)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
doopfeest:
daupfees (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|