33915 |
gedrukt |
(de huid is) door:
dōr (L387p Posterholt)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
23666 |
gedurige aanbidding |
altijddurende aanbidding:
alties-doerende-aanbidding (L387p Posterholt)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gedwiêj (L387p Posterholt),
gewillig:
gewillig (L387p Posterholt)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || gedwee [SGV (1914)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
geelgors:
gèlgeursj (L387p Posterholt)
|
geelgors [Roukens 03 (1937)]
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
géélveirf (L387p Posterholt),
gêlverf (L387p Posterholt)
|
geelzucht [SGV (1914)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
druk maken:
drök maake (L387p Posterholt)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
geer:
giǝr (L387p Posterholt)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
24078 |
geestelijke |
wereldlijke heer:
waereldlikke heer (L387p Posterholt)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18832 |
geestig |
gevat:
gevat (L387p Posterholt)
|
met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gape (L387p Posterholt)
|
gapen [N 10 (1961)]
III-1-2
|