33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛxt (L387p Posterholt)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
31020 |
gesloten kant |
blinde rand:
blendjǝ ranjtj (L387p Posterholt)
|
De zoolrand die niet uitsteekt. Zie afb. 45. [N 60, 105b]
II-10
|
18457 |
gesloten kant [wld ii.10, p. 44] |
blinde rand:
blindje randj (L387p Posterholt)
|
De zoolrand die niet uitsteekt (gesloten kant?) Zie tek. 105. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
32063 |
gesmede spijker |
gesmede nagel:
gǝšmēdǝ nāgǝl (L387p Posterholt)
|
Een spijker die door de smid gesmeed is. Zie ook de paragraaf over de nagelsmid in wld II.11, pag. 139 - 140. [N 54, 12a; N 64, 104b; monogr.]
II-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (L387p Posterholt)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
barg:
barx (L387p Posterholt)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
gesp (L387p Posterholt),
sjoon mit gaspe (L387p Posterholt)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
stichting:
stichting (L387p Posterholt)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtrepe books (L387p Posterholt)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
muntj (L387p Posterholt)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|