e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

Gevonden: 5728
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
als zoeaaf verkleed jongetje zoeaaf (<fr.): zoewaaf (Posterholt) Een als zouaaf verkleed jongetje met speelgoedgeweer [zwaaf]. [N 96C (1989)] III-3-3
alsem els: -  aels (Posterholt), =ook bijvoet*  aels (Posterholt), WLD  aels (Posterholt), WLD = absint  aels (Posterholt, ... ) absint [N 92 (1982)] || absint-alsem || Alsem (artimisia). De gehele plant is witviltig behaard; de stengels zijn onderaan houtig; de bladeren zijn zeer diep ingesneden met draaddunne slippen; de bloemen staan in kleine, gesteelde hoofdjes aan meestal overhangende takken, de kleur van de bloeme [N 92 (1982)] || bijvoet III-4-3
altaar altaar (<lat.): altaar (Posterholt) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
altaarbel bel: bel (Posterholt) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
altaarretabel drieluik: drieloek (Posterholt) Een altaarretabel, -triptiek, -drieluik. [N 96A (1989)] III-3-3
alziend oog alziend oog: alzeend aog (Posterholt) Een ingelijste plaat waarop een groot oog in een driehoek is afgebeeld, met daarbij de tekst: God ziet mij. Hier vloekt men niet. (Godsoog, Alziend Oog, Christusoog?). [N 96B (1989)] III-3-3
ampullen ampullen (<lat.): ampulle (Posterholt) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andere damesschoenen vrouwenschoen: vrouwesjoon (Posterholt) damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] III-1-3
andere eggen beitel[eg]: bęi̯tǝl[eg] (Posterholt), nagel[eg]: nāgǝl[eg] (Posterholt) Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.] I-2
andere oude klaversoorten haasklee: hās[klee] (Posterholt), honingklee: honingklee (Posterholt), paardsklee: pɛ̄ršklē (Posterholt), zweedse klee: zwētsǝ [klee] (Posterholt) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5