18236 |
halssnoer |
kraal:
kral (L387p Posterholt)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
halchter:
halǝxtǝr (L387p Posterholt)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.]
I-10
|
32040 |
halve gleufzwaluwstaart |
halve zwalgenstaart:
halǝvǝ šwalgǝštɛrt (L387p Posterholt),
halve zwalgenstaartverbinding:
halǝvǝ šwalgǝštɛrt˲vǝrbenjeŋ (L387p Posterholt)
|
Haakse houtverbinding die daarin verschilt van de hele gleufzwaluwstaart dat de pen en de groef slechts aan één zijde zwaluwstaartvormig bewerkt zijn. Zie ook het vorige lemma en afb. 134. [N 54, 55c; N 54, 55h]
II-12
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
wassende maan:
wassende maon (L387p Posterholt)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
aafgaonde maon (L387p Posterholt)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20820 |
ham, hesp |
ham:
ham (L387p Posterholt)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
31949 |
hamerpin |
pen:
pɛn (L387p Posterholt)
|
Het schuin aflopende deel aan één kant van de hamerkop. Zie ook afb. 85. De hamerpin wordt onder meer gebruikt om kleine spijkers in het hout te slaan. [N 53, 126d]
II-12
|
31948 |
hamersteel |
steel:
štīǝl (L387p Posterholt)
|
De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e]
II-12
|
17659 |
hand |
hand:
handj (L387p Posterholt),
hĕnj (L387p Posterholt),
hànjtj (L387p Posterholt)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
handboei:
handjboeje (L387p Posterholt)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|