33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
aanspannen:
ānšpanǝ (L387p Posterholt)
|
[N 8, 99]
I-9
|
25911 |
het sap indikken |
langer koken:
laŋǝr kǭkǝ (L387p Posterholt)
|
Het sap door koken dik maken. Daarbij ontstaat waterdamp. [N 57, 24b]
II-2
|
25910 |
het sap verhitten |
broei koken:
brø̄j kǭkǝ (L387p Posterholt)
|
Het koken van het sap. In L 379 deed men varkensreuzel in het kokende sap tegen het overkoken. [N 57, 24a]
II-2
|
25558 |
het voorrijzen buiten de trog |
rijzen:
rīsǝ (L387p Posterholt)
|
De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c]
II-1
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
rijzen:
rīsǝ (L387p Posterholt)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanstoken:
aansjtoken (L387p Posterholt)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
blussen:
blusse (L387p Posterholt),
laten uitgaan:
laoten oetgaon (L387p Posterholt)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23801 |
het vuur wijden op paaszaterdag |
vuurwijding:
vuurwiejing (L387p Posterholt)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23618 |
het zielboek aflezen |
de dodenlijst voorlezen:
dodelies veurlaeze (L387p Posterholt)
|
Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
heite bliksem (L387p Posterholt)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|