18037 |
indigestie (hebben) |
overvreten:
euvervraete (L387p Posterholt)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
navragen:
naovraoge (L387p Posterholt)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
inbeelding:
inbeelding (L387p Posterholt)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30277 |
ingelaten dorpel |
ingekroost:
engǝkrūǝst (L387p Posterholt)
|
Geprofileerde lijst die in de onderregel van de deur wordt ingelaten om te verhinderen dat water onder de deur in het huis kan binnendringen. [N 55, 24d]
II-9
|
18849 |
ingetogen |
bedaard:
bedaard (L387p Posterholt)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (L387p Posterholt),
ingewanden:
ingewanden (L387p Posterholt)
|
ingewanden [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
schudden:
sjöde (L387p Posterholt)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
kuilen:
kulǝ (L387p Posterholt)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
ingriepe (L387p Posterholt)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
inham (L387p Posterholt)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|