23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jaordeens (L387p Posterholt)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormert (L387p Posterholt)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjeket (L387p Posterholt)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25724 |
jager |
eker:
ēkǝr (L387p Posterholt
[(34a b c)]
)
|
De (koperen) emmer aan een lange of korte steel, eventueel in de vorm van een groot soort lepel, of de kruik of kan met een schenkrand of schenktuit waarmee men heet water op het moutmeel in de beslagkuip brengt (vraag N 35, 34a), wort naar de wortelketel transporteert (vraag N 35, 34b) en gekookte wort naar de koelbakken of andere installaties voert (vraag N 35, 34c). Achter het plaatsnummer is tussen haakjes opgenomen voor welke vraag/vragen het antwoord van de desbetreffende plaats geldt. In L 325 en P 180 gebruikt men een koperen emmer. Zie ook afb. 6. [N 35, 34a; N 35, 34b; N 35, 34c; monogr.]
II-2
|
18259 |
jak |
bloes:
bloes (L387p Posterholt),
jak:
jak (L387p Posterholt)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstig (L387p Posterholt),
jaloers:
sjeloersj (L387p Posterholt)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
sjèùlei (L387p Posterholt)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
⁄t is jaomer (L387p Posterholt),
zonde:
⁄t is zunj (L387p Posterholt)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
21146 |
janplezier |
janplezier:
janne-plezeer (L387p Posterholt)
|
een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
jäörig, jaorig (L387p Posterholt),
verjaardag hebben:
Sub JARIG.
verjaordaag höbbe (L387p Posterholt),
verjaardag vieren:
verjaordaag viere (L387p Posterholt)
|
Jarig zijn. || Jarig. || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|