e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kattenstaart kattenstaart: WLD  kattesjtert (Posterholt), WLD = kattestaart  kattesjtert (Posterholt, ... ) kattestaart [N 92 (1982)] || Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] III-4-3
kauw dool: dèèlke, dölke, daol (Posterholt), dooltje: dèèlke, dölke, daol (Posterholt), kaak: kaak (Posterholt) kauw III-4-1
kauwen knauwen: knauwe (Posterholt) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kasuifel (Posterholt) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel, strot keel: kail (Posterholt), strot: sjtroot (Posterholt) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)] III-1-1
keelgat keelsgat: kaelsgaat (Posterholt) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelketting, keelriem halsriem: halsrēm (Posterholt) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn keelpijn: kɛ.lpin (Posterholt) keelpijn [RND] III-1-2
keeplat keeplat: kiǝplat (Posterholt) Een lat met inkepingen die aan de binnenkant van een kast wordt aangebracht. Op de keeplatten rusten de wouterlatjes, steunlatjes die aan het uiteinde schuin zijn afgezaagd. Zij dragen op hun beurt weer het uiteinde van de legplanken. Zie ook afb. 171. [N 56, 148a] II-12
keerbeitel keerbeitel: kērbęjtǝl (Posterholt) De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.] II-12