32671 |
klein voorploegwiel |
klein rad:
klęi̯n rā.t (L387p Posterholt)
|
Het kleine, doorgaans linker voorploegwiel dat "op de voor" loopt. Termen als landrad, tǝndwiel, landsrullen, veldwiel, buitenste rad en voorste rad zijn ook toepasselijk op het op de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. [N 11, 31.II.b; N 11A, 97b]
I-1
|
25159 |
klein wolkje |
kleine wolk:
kleine wolk (L387p Posterholt)
|
klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20723 |
kleine hoeveelheid eten |
beetje eten:
bietsje aete (L387p Posterholt)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22493 |
kleine knikker: glazen knikker |
glazen kuls:
glāzə køͅlsjə (L387p Posterholt)
|
Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleigĕljd (L387p Posterholt)
|
kleingeld [SGV (1914)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kleinkind:
kleikindj (L387p Posterholt)
|
kleinkind [SGV (1914)]
III-2-2
|
32681 |
klemmateriaal |
pen:
pɛn (L387p Posterholt)
|
Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b]
I-1
|
32021 |
klemmen |
klemmen:
klɛmǝ (L387p Posterholt),
vastzetten:
vas˲zetǝ (L387p Posterholt)
|
Een werkstuk met behulp van een lijmknecht, bankschroef, bankhaak, etc. vastzetten, bijvoorbeeld bij het lijmen. [N 53, 224a]
II-12
|
31798 |
klemmen, stroppen van de zaag |
klemmen:
klɛmǝ (L387p Posterholt),
wringen:
vreŋǝ (L387p Posterholt)
|
Het moeilijk door het hout gaan of klemmen van de zaag tijdens het zagen. De oorzaak hiervan is dat de zaagtanden onvoldoende gezet zijn en/of te bot zijn. [N 50, 43c; N 53, 28b-c; N 53, 28e; N 75, 118a-b]
II-12
|
31975 |
klemspie in het kruishoutblok |
kijl:
kī.l (L387p Posterholt),
wig:
wex (L387p Posterholt)
|
De houten wig in het kruishoutblok waarmee het kruishoutbeen kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. [N 53, 191d]
II-12
|