e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletswijf klappei: klappei (Posterholt), wauweltante: wawweltant (Posterholt) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-3-1
kleuren verven: vervǝ (Posterholt) In het algemeen de meubels van een kleur voorzien. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 41a] II-12
kliefhamer blokhamel: blǫkhāmǝl (Posterholt) De zware, houten hamer met lange steel die samen met de kliefbijl wordt gebruikt om hout te klieven. De kop van de hamer is volgens de respondent uit Eygelshoven (Q 119) versterkt met ijzeren banden (īzǝrǝ bɛŋ). De kliefhamer wordt onder meer gebruikt door de timmerman, de wagenmaker, de klompenmaker en de kuiper. Zie ook afb. 4.' [N E, 8a; N G, 40c; N 53, 128; N 75, 133c; A 29a, 1; monogr.] II-12
klieven kloven: kluive (Posterholt), klø̜jvǝ (Posterholt) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] II-12, III-1-2
klikplank vloerplank: flūrplaŋk (Posterholt) Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.] II-9
klimop immergroen: -  ummergreun (Posterholt), klimop: -  klimop (Posterholt), klumop (Posterholt), WLD  klimmop (Posterholt), wintergroen: -  wintjergreun (Posterholt) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [DC 68 (1993)] III-4-3
klinken klinken: klinke (Posterholt), tacksen: taksǝ (Posterholt) De loopzool met metalen spijkertjes aan het bovenwerk bevestigen. [N 60, 146a] || klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] II-10, III-1-1
klinkspijkertjes tacks: taks (Posterholt) Diverse soorten spijkertjes waarmee men klinkt. Volgens de informant van L 163a zijn tacks vierkant en taps met een ronde, platte kop. Volgens de informant van Q 253 is semences de verzamelnaam voor gewone, ronde, ijzeren spijkertjes met platte kop en een lengte van 8 tot 14 mm. [N 60, 146b] II-10
klinkvoet driepoot: dripuǝt (Posterholt), klinkijzer: kleŋkīzǝr (Posterholt) IJzeren of stenen voet waarop men klinkt. [N 60, 147a] II-10
klit klit: klĕtten (Posterholt), grote  klet (Posterholt), WLD  klette (Posterholt), WLD = grote klis  klet (Posterholt, ... ) grote klit || klis [N 92 (1982)] || Klis (arctium tomentosum/xantimum atrumarium). De plant is 50 tot 130 cm groot. De bladeren zijn aan de onderkant viltig behaard; de bloemhoofdjes staan in schermvormige trossen, de omwindselblaadjes zijn wit spinnewebachtig behaard, vaak met een rode spi [N 92 (1982)] || klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3