e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klokje (alg.) klokje: WLD  kléúkske (Posterholt), tuitje: tuutsje (Posterholt), WLD = grasklokje  tuutsje (Posterholt) grasklokje [N 92 (1982)] || Klokjesbloem (campanula 50 tot 100 cm groot. De plant is ruw behaard. De stengel heeft scherpe kanten; de onderste bladeren zijn hartvormig en langgesteeld, de bovenste zijn smal en kort of niet gesteeld, de bladrand is gezaagd. De bloemen staan in loss [N 92 (1982)] III-4-3
klokje op het priesterkoor bel: bel (Posterholt), gong: gong (Posterholt) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenluider luider: loewers (Posterholt) De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkesjtool (Posterholt) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw zeel: zeil (Posterholt) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klomp klomp: kloomp (Posterholt, ... ), klōmp (Posterholt) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3
klonteren klonteren: klöönjterre (Posterholt) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klopkei klopsteen: klopštęjn (Posterholt) De steen waarop men het leer van de bovenzool klopt. [N 60, 97b; N 60, 241a] II-10
kloppen kloppen: klopǝ (Posterholt) Met een hamer, klopkei of klopijzer het leer op een steen kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen." (Directie, pag. 301). [N 60, 97a; N 60, 241a] II-10
klopper, garde klopper: klopper (Posterholt) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1