33888 |
kolder |
kolder:
kǫldǝr (L387p Posterholt)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
gruus (L387p Posterholt),
kolengruis:
kaolegruus (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19634 |
kolenschop |
kolenschoep:
kaolesjoep (L387p Posterholt),
schoep:
sjoop (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19615 |
kom |
komp:
koͅmp (L387p Posterholt)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komme (L387p Posterholt),
komə (L387p Posterholt)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
30310 |
komgrepen |
verzonken grepen:
vǝrzǫŋkǝ griǝpǝ (L387p Posterholt)
|
De handgrepen die verzonken in het hout van de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52b]
II-9
|
18835 |
komisch |
komisch:
koomis (L387p Posterholt)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
bezorgd:
bezorgd (L387p Posterholt)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24322 |
konijnenhol |
hol:
WLD
haol (L387p Posterholt)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
botterrad:
botǝrrāt (L387p Posterholt),
koning:
keuning (L387p Posterholt),
køniŋ (L387p Posterholt)
|
De koning is een verticale as met bovenop een kroonwiel. Via die constructie zet een rondlopend paard de karnmolen in beweging. Zie ook wld II.3 v.a. blz. 163. [N 12, 56] || koning [RND], [SGV (1914)]
I-11, III-3-1
|