21016 |
koolraap |
knol:
WLD
knólle (L387p Posterholt),
WLD = koolraap
knòòl (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
knolraap:
WLD
knolraap (L387p Posterholt)
|
De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || koolraap [N 92 (1982)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)]
I-7
|
20668 |
koolrabisoep |
reubensoep:
reubesoep (L387p Posterholt)
|
Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33269 |
koolzaad |
koolzaad:
kø̄lzǭt (L387p Posterholt)
|
Brassica napus L. subsp. oleifera. Naam voor het zaad en voor het hele gewas: een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. Het heeft felgele bloemen in de zomer. Vroeger werd het gemaaid en gedorst en werd het zaad geslagen om "smout" te verkrijgen. Vergelijk aflevering II.3, Molenaar, paragraaf Oliemolen, blz. 165-166. Vergelijk ook het lemma Koolraap: de soort gekweekt om de knol. Bij vliegop wordt opgegeven dat het een variëteit van koolzaad is; bij spoorzaad dat het als groenvoer wordt gebruikt. [JG 1a, 1b, 2b; monogr.]
I-5
|
21899 |
kooplustige vrouw |
opmaakster:
opmaakster (L387p Posterholt),
opmaker:
opmaaker (L387p Posterholt)
|
een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)] || graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21499 |
kooppenning |
handgeld:
handjgeldj (L387p Posterholt)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21400 |
koopwaar |
waar:
gooi waar (L387p Posterholt),
waar (L387p Posterholt)
|
die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koar (L387p Posterholt)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
koorbank (L387p Posterholt)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorbanken:
koorbenk (L387p Posterholt)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
rochet (fr.):
rochet (L387p Posterholt)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|