23540 |
koorkap |
koorkap:
koorkap (L387p Posterholt)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koorsjtool (L387p Posterholt)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L387p Posterholt),
kortsj (L387p Posterholt)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
zanger:
zenger (L387p Posterholt)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kōt (L387p Posterholt)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (L387p Posterholt)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
hekelmachine:
hɛ̄kǝlmǝšin (L387p Posterholt)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21411 |
kopen |
kopen:
koupe (L387p Posterholt)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (L387p Posterholt),
tasje:
tɛskə (L387p Posterholt)
|
een kop koffie [SGV (1914)] || kopje
III-2-1
|
33987 |
kopnet |
kopnet:
kǫpnęt (L387p Posterholt)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|