20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krinte wĕik (L387p Posterholt),
krentenweg:
krentewek (L387p Posterholt),
krinteweik (L387p Posterholt)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
valse plooi:
valse plooij (L387p Posterholt)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukele (L387p Posterholt)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kerme (L387p Posterholt),
kĕrmen (L387p Posterholt)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kerme (L387p Posterholt)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̄pǝl (L387p Posterholt)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
30209 |
kreupele stijl |
kreupele stijl:
kryǝpǝlǝ štīl (L387p Posterholt)
|
Stijl die het spantbeen steunt en rust op de zolderbalk. De kreupele stijl voorkomt dat het gebint kan vervormen. Zie ook afb. 49f. [N 54, 154; monogr.]
II-9
|
24893 |
kreupelhout |
kreupelhout:
WLD
kreupelhout (L387p Posterholt)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krø̜bǝbitǝr (L387p Posterholt)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriegen (L387p Posterholt)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|