e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaad weglopen kwaad weglopen: kwaot wegloupe (Posterholt) kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreekster klappei: klappei (Posterholt), kwaadspreekster: kwaodsjpraekster (Posterholt) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kwaodsjpraeker (Posterholt), kwoadspreker (Posterholt) iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] || kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwabaal en puitaal kwabaal: kwabaal (Posterholt) puitaal (kwabaal) [SGV (1914)] III-4-2
kwajongensstreek grapje: grepke (Posterholt) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1
kwaken kwaken: WLD  kwake (Posterholt) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Posterholt) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwanselen sjacheren: sjachere (Posterholt) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwartel wachtel: wachtel (Posterholt) kwartel III-4-1
kwastje aan een halsketting kwastje: kweske (Posterholt) gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)] III-1-3