e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Posterholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legerkuip gistkuip: gɛskȳp (Posterholt) Kuip waarin de nagisting plaatsvindt. [N 35, 73] II-2
leggen leggen: lekke (Posterholt) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lei(en) lei(en): lei (Posterholt) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lekbak lekbak: lękbak (Posterholt) De bak onder de beslagkuip of klaringskuip waarin men het aftreksel van mout en water verzamelt. [N 35, 49; monogr.] II-2
lekkerbek gezonde eter: gezónje aeter (Posterholt) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen lelietje-van-dalen: WLD  lelietje van daale (Posterholt) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
lende lende: lenje (Posterholt, ... ) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lengtedoorsnede langsdoorsnede: laŋs˱dūršnet (Posterholt) Een getekende, verticale doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205e] II-12
lenig gezwank: gesjwank (Posterholt) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lente (Posterholt) lente [SGV (1914)] III-4-4