17697 |
lever |
lever:
lééver (L387p Posterholt)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverworsj (L387p Posterholt),
lèèverwòòrsj (L387p Posterholt),
lééverwöörsj (L387p Posterholt)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (L387p Posterholt),
lijf:
liëf (L387p Posterholt)
|
lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
mach (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
liêwater (L387p Posterholt),
vocht:
voog (L387p Posterholt)
|
leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25856 |
licht bier |
licht bier:
lex bēr (L387p Posterholt)
|
Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.]
II-2
|
25161 |
licht vriezen |
licht vriezen:
lich vreeze (L387p Posterholt)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33677 |
lichte klei |
zavelgrond:
zāvǝlgrōnjtj (L387p Posterholt)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
nevelig:
neevelig (L387p Posterholt)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kort van verzen:
kort van veersje (L387p Posterholt),
opvliegend:
opvleegend (L387p Posterholt)
|
lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|